Shabbat Shalom!
Welkom bij Emor / Spreek
- de Profetische lezing van deze week.


Leviticus 21: 1-24: 23;
Ezechiël 44: 15-31;
Jakobus 1: 1-18;
Profetie 17, 119, 15;
Profetie Lezing

Ezechiël 44: 15-31;

44

15 Maar de Levitische priesters, de zonen van Zadok, die hun taak ten behoeve van Mijn heiligdom vervuld hebben toen de Israëlieten van Mij afdwaalden, díe mogen in Mijn nabijheid komen om Mij te dienen. Zij mogen voor Mijn aangezicht staan om aan Mij vet en bloed aan te bieden, spreekt Adonai YAHUVEH.
16 Zíj mogen Mijn heiligdom binnenkomen en zíj mogen in de nabijheid van Mijn tafel komen om Mij te dienen en zij zullen hun taak ten behoeve van Mij vervullen.
17 En het zal gebeuren, wanneer zij de poorten van de binnenste voorhof binnenkomen, dat zij linnen kleding moeten aantrekken. Zij mogen echter geen wol dragen wanneer zij in de poorten van de binnenste voorhof dienstdoen, en in het huis zelf.
18 Linnen tulbanden moeten op hun hoofd zijn en linnen broeken om hun middel. Zij mogen zich niet zo omgorden dat zij gaan zweten.
19 Wanneer zij dan naar buiten gaan, naar de buitenste voorhof – naar de buitenste voorhof, naar het volk – moeten zij hun kleding, waarin zij gediend hebben, uittrekken en die neerleggen in de heilige kamers. Vervolgens moeten zij andere kleren aantrekken, zodat zij het volk niet met hun kleding heiligen.
20 Zij mogen hun hoofd niet scheren, maar zij mogen ook de haarlokken niet vrij laten groeien. Zij moeten hun hoofdhaar goed kort knippen.
21 Geen enkele priester mag wijn drinken wanneer hij de binnenste voorhof binnenkomt.
22 Zij mogen zich geen weduwe of een verstoten vrouw tot vrouw nemen. Zij mogen alleen jonge vrouwen uit het nageslacht van het huis van Israël tot vrouw nemen, of een weduwe die weduwe van een priester is geworden.
23 Zij moeten Mijn volk het onderscheid leren tussen heilig en onheilig, en hun het onderscheid laten weten tussen onrein en rein.
24 Bij een rechtszaak moeten zíj optreden om recht te doen. Overeenkomstig Mijn bepalingen moeten zij die voeren. Op al Mijn feestdagen moeten zij Mijn wetten en Mijn verordeningen in acht nemen en Mijn Shabbatten heiligen.
25 Geen van hen mag bij een dood mens komen, waardoor hij onrein zou worden. Maar alleen in geval van een vader, in geval van een moeder, in geval van een zoon, in geval van een dochter, in geval van een broer of in geval van een zuster die niet aan een man heeft toebehoord, mogen zij zich verontreinigen.
26 Na zijn reiniging moeten zij voor hem zeven dagen aftellen,
27 en op de dag dat hij het heilige binnengaat in de binnenste voorhof om in het heilige te dienen, moet hij zijn zondoffer aanbieden, spreekt Adonai YAHUVEH.
28 Dit zal voor hen tot erfelijk bezit zijn: Ik ben hun erfelijk bezit. Daarom mag u hun in Israël geen bezit geven: Ik ben hun erfelijk bezit.
29 Het graanoffer, het zondoffer en het schuldoffer, dat mogen zíj eten. Alles waarop de ban rust in Israël, is voor hen bestemd.
30 Ook het beste van alle eerstelingen van alles, en elk hefoffer van alles, van al uw hefoffers, zullen voor de priesters bestemd zijn. Ook het beste van uw deeg moet u aan de priester geven om een zegen op uw huis te doen rusten.
31 Geen enkel kadaver of wat verscheurd is van de vogels en van het vee, mogen de priesters eten.

Jakobus 1: 1-18

1

1 Jakobus, een dienstknecht van ELOHIM en van de Heere YAHUSHUA Messias, aan de twaalf stammen die in de verstrooiing zijn: wees verheugd!
2 Acht het enkel vreugde, mijn broeders, wanneer u in allerlei verzoekingen terechtkomt,
3 want u weet dat de beproeving van uw geloof volharding teweegbrengt.
4 Maar laat die volharding ook volledig mogen doorwerken, opdat u volmaakt bent en geheel oprecht, en in niets tekortschiet.
5 En als iemand van u in wijsheid tekortschiet, laat hij die dan vragen aan ELOHIM, Die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt, en ze zal hem gegeven worden.
6 Maar laat hij er in geloof om vragen en daarbij niet twijfelen. Immers, wie twijfelt, lijkt op een golf van de zee, die door de wind voortgestuwd en op- en neergeworpen wordt.
7 Want zo iemand moet niet denken dat hij iets ontvangen zal van de Heere.
8 Hij is een dubbelhartig man, onstandvastig in al zijn wegen.
9 Maar laat de broeder die nederig is, zich beroemen op zijn hoge staat,
10 en de rijke in zijn nederige staat, want hij zal als een bloem in het gras voorbijgaan.
11 Want de zon is opgegaan met haar hitte en heeft het gras doen verdorren, ook is zijn bloem afgevallen en is de schoonheid van zijn uiterlijk verloren gegaan. Zo zal ook de rijke in zijn wegen verwelken.
12 Zalig is de man die verzoeking verdraagt, want als hij beproefd gebleken is, zal hij de kroon van het leven ontvangen, die de YAHUVEH beloofd heeft aan hen die Hem liefhebben.
13 Laat niemand zeggen, als hij verzocht wordt: Ik word door ELOHIM verzocht. ELOHIM immers kan niet verzocht worden met het kwade en Hijzelf verzoekt niemand.
14 Maar ieder mens wordt verzocht, als hij door zijn eigen begeerte wordt meegesleurd en verlokt.
15 Daarna, wanneer de begeerte bevrucht is, baart ze zonde, en wanneer de zonde volgroeid is, baart ze de dood.
16 Dwaal niet, mijn geliefde broeders!
17 Elke goede gave en elk volmaakt geschenk is van boven en daalt neer van de Vader der lichten, bij Wie er geen verandering is, of schaduw van omkeer.
18 Overeenkomstig Zijn wil heeft Hij ons gebaard door het Woord van de waarheid, opdat wij in zeker opzicht eerstelingen van Zijn schepselen zouden zijn.