Shabbat Shalom!
Welkom bij Balak / Iemand die afvalt
- de Profetische lezing van deze week.
Profetie 131, 11, 6;
Numeri 22: 2-25: 9;
Richteren 11: 1-33;
Mattheüs 21: 1-11
Micha 5: 5-6: 8;
5
5 Zij zullen het land van Assur weiden met het zwaard, het land van Nimrod
met getrokken zwaarden. Zo zal Hij ons redden van Assur, wanneer die in ons land
zal komen en wanneer die ons gebied zal betreden.
6 Het overblijfsel van Jakob zal zijn te midden van vele volken als dauw van
YAHUVEH, als regendruppels op het gewas, dat niet uitziet naar iemand en niet
hoopt op mensenkinderen.
7 Ja, het overblijfsel van Jakob zal onder de heidenvolken zijn, te midden van
veel volken, als een leeuw onder de dieren van het woud, als een jonge leeuw
onder de schaapskudden, die, wanneer hij erdoorheen trekt, vertrapt en
verscheurt, en er is niemand die redt.
8 Uw hand zal verhoogd zijn boven uw tegenstanders en al uw vijanden zullen
uitgeroeid worden.
9 Op die dag zal het gebeuren, spreekt YAHUVEH, dat Ik uw paarden uit uw midden
zal uitroeien en dat Ik uw wagens zal doen vergaan.
10 Ik zal de steden van uw land uitroeien en Ik zal al uw vestingen afbreken.
11 Ik zal de toverijen uit uw hand uitroeien en u zult geen wolkenduiders meer
hebben.
12 Ik zal uw afgodsbeelden en uw gewijde stenen uit uw midden uitroeien, zodat u
zich niet meer zult neerbuigen voor het werk van uw handen.
13 Ik zal uw gewijde palen uit uw midden wegrukken en uw steden wegvagen.
14 Ik zal in toorn en in grimmigheid wraak doen aan de heidenvolken die niet
willen luisteren.
6
1 Luister toch naar wat YAHUVEH zegt: Sta op, roep de bergen ter verantwoording,
laat de heuvels uw stem horen.
2 Luister, bergen, naar de rechtszaak van YAHUVEH, ook u, vaste fundamenten van
de aarde. YAHUVEH heeft immers een rechtszaak met Zijn volk, Hij voert een
rechtszaak tegen Israël.
3 Mijn volk, wat heb Ik u aangedaan? Waarmee heb Ik u vermoeid? Getuig tegen Mij!
4 Ik heb u immers uit het land Egypte geleid, u verlost uit het slavenhuis. Ik
heb Mozes, Aäron en Mirjam vóór u uit gezonden.
5 Mijn volk, denk toch aan wat Balak, de koning van Moab, beraamde, en wat
Bileam, de zoon van Beor, hem antwoordde, aan wat er gebeurd is van Sittim tot
Gilgal, opdat u de gerechtigheid van YAHUVEH kent.
6 Waarmee zal ik YAHUVEH tegemoet gaan en mij buigen voor de hoge ELOHIM? Zal ik
Hem tegemoet gaan met brandoffers, met eenjarige kalveren?
7 Zou YAHUVEH behagen scheppen in duizenden rammen, in tienduizenden oliebeken?
Zal ik mijn eerstgeborene geven voor mijn overtreding, de vrucht van mijn
moederschoot voor de zonde van mijn ziel?
8 Hij heeft u, mens, bekendgemaakt wat goed is. En wat vraagt YAHUVEH van u
anders dan recht te doen, goedertierenheid lief te hebben en ootmoedig te
wandelen met uw ELOHIM.
Mattheüs 21: 1-11
1 En toen zij Jeruzalem naderden en in Bethfagé bij de Olijfberg gekomen waren,
zond YAHUSHUA twee discipelen uit en zei tegen hen:
2 Ga het dorp in dat voor u ligt, en u zult meteen een ezelin vinden die
vastgebonden is, en een veulen bij haar; maak ze los en breng ze bij Mij.
3 En als iemand iets tegen u zegt, moet u zeggen dat de Heere ze nodig heeft, en
hij zal ze meteen sturen.
4 Dit alles is gebeurd opdat vervuld zou worden wat gesproken is door de profeet,
toen hij zei:
5 Zeg tegen de dochter van Sion: Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig en
gezeten op een ezelin en een veulen dat een jong van een jukdragende ezelin is.
6 En de discipelen gingen heen en deden zoals YAHUSHUA hun bevolen had;
7 zij brachten de ezelin en het veulen, en zij legden hun kleren erop en zetten
Hem daarop.
8 En het grootste deel van de menigte spreidde hun kleren uit op de weg en
anderen hakten takken van de bomen en spreidden ze uit op de weg.
9 De menigte die vooropliep en die volgde, riep: Hosanna, de Zoon van David!
Gezegend Hij Die komt in de Naam van YAHUVEH! Hosanna, in de hoogste hemelen!
10 Toen Hij Jeruzalem binnenkwam, raakte heel de stad in opschudding en men zei:
Wie is Dat?
11 De menigte zei: Dat is YAHUSHUA, de Profeet uit Nazareth in Galilea.