Shabbat Shalom!
Welkom bij Behaalotecha / Wanneer U Opstaat
- de Profetische lezing van deze week.
Profetie 69, 56, 113;
Numeri 8: 1-12: 16;
Zacharia 2:10 – 4: 7;
Filippenzen 2: 1-18;
Zacharia 2:10 – 4: 7;
2
10 Juich en verblijd u, dochter van Sion, want, zie, Ik kom, en zal in uw
midden wonen, spreekt YAHUVEH.
11 Veel heidenvolken zullen op die dag bij YAHUVEH gevoegd worden en zij zullen
Mij tot een volk zijn, en Ik zal in uw midden wonen. Dan zult u weten dat
YAHUVEH van de legermachten Mij tot u gezonden heeft.
12 YAHUVEH zal Juda in eigendom nemen als Zijn deel in het heilige land. Hij zal
Jeruzalem nog verkiezen.
13 Wees stil voor het aangezicht van YAHUVEH, alle vlees, want Hij is ontwaakt
uit Zijn heilige woning.
3
1 Daarna liet Hij mij de hogepriester Jozua zien, die voor het aangezicht van de
Engel van YAHUVEH stond, terwijl de satan aan zijn rechterhand stond om hem aan
te klagen.
2 YAHUVEH zei echter tegen de satan: YAHUVEH zal u bestraffen, satan! YAHUVEH,
Die Jeruzalem verkiest, zal u bestraffen. Is deze Jozua niet een stuk brandhout
dat aan het vuur ontrukt is?
3 Nu was Jozua in vuile kleren gekleed, terwijl hij voor het aangezicht van de
Engel stond.
4 Toen nam Hij het woord en zei tegen hen die voor Zijn aangezicht stonden: Trek
hem de vuile kleren uit! Daarop zei Hij tegen hem: Zie, Ik heb uw
ongerechtigheid van u weggenomen en zal u feestkleren aantrekken.
5 Vervolgens zei Ik: Laat hen een reine tulband op zijn hoofd zetten. Daarop
zetten zij de reine tulband op zijn hoofd en trokken hem feestkleren aan,
terwijl de Engel van YAHUVEH erbij stond.
6 Toen verzekerde de Engel van YAHUVEH Jozua:
7 Zo zegt YAHUVEH van de legermachten: Als u in Mijn wegen gaat en als u uw taak
ten behoeve van Mij vervult, dan zult ú ook Mijn huis besturen, en ook Mijn
voorhoven bewaken, en zal Ik u omgang geven met hen die hier staan.
8 Luister toch, hogepriester Jozua, u en uw vrienden die vóór u zitten – zij
zijn immers een wonderteken – want zie, Ik ga Mijn Knecht, de SPRUIT, doen komen.
9 Want zie, wat betreft de steen die Ik voor Jozua neergelegd heb, op die ene
steen zullen zeven ogen zijn. Zie, Ik zal er Zijn gravering in aanbrengen,
spreekt YAHUVEH van de legermachten. Ik zal de ongerechtigheid van dit land op
één dag wegnemen.
10 Op die dag, spreekt YAHUVEH van de legermachten, zal ieder zijn naaste
uitnodigen
onder de wijnstok en onder de vijgenboom.
4
1 De Engel Die met mij sprak, kwam terug en wekte mij, zoals iemand die uit zijn
slaap gewekt wordt.
2 Hij zei tegen mij: Wat ziet u? Daarop zei ik: Ik zie, en zie, een kandelaar,
geheel van goud, met een olievaatje aan de bovenkant ervan en daarbovenop zeven
bijbehorende lampen met telkens zeven toevoerbuisjes aan de lampen, die
daarboven zitten,
3 met twee olijfbomen ernaast, een aan de rechterkant van het olievaatje en een
aan de linkerkant ervan.
4 Ik antwoordde en zei tegen de Engel Die met mij sprak: Mijn Heere, wat
betekenen deze dingen?
5 Toen antwoordde de Engel Die met mij sprak, en zei tegen mij: Weet u niet wat
deze dingen betekenen? Ik zei: Nee, mijn Heere.
6 Daarop antwoordde Hij en zei tegen mij: Dit is het woord van YAHUVEH tot
Zerubbabel:
Niet door kracht en niet door geweld, maar door Mijn Geest, zegt YAHUVEH van de
legermachten (Tzva'ot).
7 Wie bent u, grote berg? Voor de ogen van Zerubbabel zult u een vlakte worden.
Hij zal de sluitsteen aandragen onder luid geroep: Genade, genade zij hem!
Filippenzen 2: 1-18;
1 Als er dan enige bemoediging is in de Messias, als er enige troost is van de
liefde, als er enige gemeenschap is van de Geest, als er enige innige gevoelens
en ontfermingen zijn,
2 maak dan mijn blijdschap volkomen, doordat u eensgezind bent, dezelfde liefde
hebt, één van ziel bent en één van gevoelen.
3 Doe niets uit eigenbelang of eigendunk, maar laat in nederigheid de een de
ander voortreffelijker achten dan zichzelf.
4 Laat eenieder niet alleen oog hebben voor wat van hemzelf is, maar laat
eenieder ook oog hebben voor wat van anderen is.
5 Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in Messias YAHUSHUA was,
6 Die, terwijl Hij in de gestalte van ELOHIM was, het niet als roof beschouwd
heeft aan ELOHIM gelijk te zijn,
7 maar Zichzelf ontledigd heeft door de gestalte van een slaaf aan te nemen en
aan de mensen gelijk te worden.
8 En in gedaante als een mens bevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd en is
gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood.
9 Daarom heeft ELOHIM Hem ook bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam
geschonken boven alle naam,
10 opdat in de Naam van YAHUSHUA zich zou buigen elke knie van hen die in de
hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn,
11 en elke tong zou belijden dat YAHUSHUA Messias de Heere is, tot heerlijkheid
van ELOHIM de Vader.
12 Daarom, mijn geliefden, zoals u altijd gehoorzaam geweest bent, niet alleen
zoals in mijn aanwezigheid, maar nu veelmeer in mijn afwezigheid, werk aan uw
eigen zaligheid met vrees en beven,
13 want het is ELOHIM, Die in u werkt zowel het willen als het werken, naar Zijn
welbehagen.
14 Doe alle dingen zonder morren en meningsverschillen,
15 opdat u onberispelijk en oprecht zult zijn, kinderen van ELOHIM, smetteloos
te midden van een verkeerd en ontaard geslacht, waaronder u schijnt als lichten
in de wereld,
16 door vast te houden aan het Woord van het leven, mij tot roem met het oog op
de dag van Messias, dat ik niet tevergeefs heb hardgelopen en mij ook niet
tevergeefs heb ingespannen.
17 Maar al word ik ook als een plengoffer uitgegoten over het offer en de
bediening van uw geloof, ik verblijd mij en ik verblijd mij met u allen.
18 En u verblijdt zich ook daarover; verblijd u dan met mij.