Shabbat Shalom!
Welkom bij Eikev / Omdat
- de Profetische lezing van deze week.


Profetie 118, 39, 99 ;
Deuteronomium 7: 12-11: 25;
Jesaja 49: 14-51: 3;
Johannes 14: 1-31;

Jesaja 49: 14-51: 3;

49

14 Sion zegt echter: YAHUVEH heeft mij verlaten, Adonai heeft mij vergeten.
15 Kan een vrouw haar zuigeling vergeten, zich niet ontfermen over het kind van haar schoot? Zelfs al zouden die het vergeten, Ík zal u niet vergeten.
16 Zie, Ik heb u in beide handpalmen gegraveerd, uw muren zijn steeds vóór Mij.
17 Uw kinderen zullen zich haasten, maar uw vernielers en verwoesters zullen van u weggaan.
18 Sla uw ogen op, kijk om u heen en zie: zij allen verzamelen zich, komen naar u toe. Zo waar Ik leef, spreekt YAHUVEH, voorzeker, u zult zich met hen allen als met een sieraad tooien, u zult ze ombinden zoals een bruid doet.
19 Want uw puinhopen, uw woestenijen en uw vernielde land – voorzeker, nu zult u te nauw zijn vanwege zoveel inwoners, en wie u verslonden, zullen ver van u zijn.
20 Ook zullen de kinderen, van wie u beroofd was, in uw oren zeggen: Deze plaats is te nauw voor mij. Maak plaats voor mij, laat mij hier wonen!
21 En u zult zeggen in uw hart: Wie heeft deze kinderen voor mij voortgebracht, aangezien ik van kinderen beroofd en eenzaam was, verbannen en verdreven? Deze kinderen – wie heeft ze grootgebracht? Zie, ik was alleen overgebleven. Deze kinderen – waar waren die?
22 Zo zegt Adonai YAHUVEH: Zie, Ik zal Mijn hand opheffen naar de heidenvolken, naar de volken zal Ik Mijn banier omhoogsteken. Dan zullen zij uw zonen brengen in de armen, en uw dochters zullen gedragen worden op de schouder.
23 En koningen zullen uw verzorgers zijn en hun vorstinnen uw voedsters. Zij zullen zich voor u neerbuigen met het gezicht ter aarde en zij zullen het stof van uw voeten likken. U zult weten dat Ik YAHUVEH ben: zij zullen niet beschaamd worden die Mij verwachten.
24 Zou een machtig man zijn buit ontnomen kunnen worden, of de gevangenen van een rechtvaardige kunnen ontkomen?
25 Maar zo zegt YAHUVEH: Ja, de gevangenen van een machtig man zullen hem ontnomen worden, en de buit van een geweldpleger zal ontkomen. Wie u ter verantwoording roepen, zal Ík ter verantwoording roepen, uw kinderen zal Ík verlossen.
26 Ik zal hen die u onderdrukken, hun eigen vlees te eten geven, en van hun eigen bloed zullen zij dronken worden als van jonge wijn. En alle vlees zal gewaarworden dat Ik, YAHUVEH, uw Heiland ben, uw Verlosser, de Machtige van Jakob.

50

1 Zo zegt YAHUVEH: Waar is de echtscheidingsbrief van uw moeder waarmee Ik haar weggezonden heb? Of wie van Mijn schuldeisers is het aan wie Ik u verkocht heb? Zie, om uw ongerechtigheden bent u verkocht, om uw overtredingen is uw moeder weggezonden.
2 Waarom was er niemand toen Ik kwam? Waarom gaf niemand antwoord toen Ik riep? Is Mijn hand ten enenmale te kort om te verlossen? Of is er in Mij geen kracht om te redden? Zie, door Mijn bestraffing maak Ik de zee droog. Ik maak rivieren tot een woestijn. Hun vissen stinken, omdat er geen water is, en ze sterven van dorst.
3 Ik bekleed de hemel met zwart, Ik stel een rouwgewaad hun bedekking.
4 Adonai YAHUVEH gaf Mij een tong van een die onderwijs ontving,zodat Ik weet met de vermoeide een woord op de juiste tijd te spreken. Hij wekt Mij elke morgen, Hij wekt Mij het oor, zodat Ik hoor als zij die onderwijs ontvangen.
5 Adonai YAHUVEH heeft Mij het oor geopend, en Zelf ben Ik niet ongehoorzaam, Ik wijk niet terug.
6 Ik geef Mijn rug aan hen die Mij slaan, Mijn wangen aan hen die Mij de baard uitplukken. Mijn gezicht verberg Ik niet voor smaad en speeksel.
7 Want Adonai YAHUVEH helpt Mij. Daarom word Ik niet te schande. Daarom heb Ik Mijn gezicht gemaakt als hard gesteente, want Ik weet dat Ik niet beschaamd zal worden.
8 Hij is nabij Die Mij rechtvaardigt. Wie zal met Mij een rechtszaak voeren? Laten wij samen opstaan! Wie is eigenaar van Mijn oordeel? Laat hij tot Mij naderen!
9 Zie, Adonai YAHUVEH helpt Mij. Wie is het die Mij schuldig verklaart? Zie, zij allen zullen als een kleed verslijten, de mot zal hen opeten.
10 Wie is er onder u die YAHUVEH vreest, die luistert naar de stem van Zijn Knecht? Als hij in duisternissen gaat en geen licht heeft, laat hij dan vertrouwen op de Naam van YAHUVEH en steunen op zijn ELOHIM.
11 Zie, u allen die een vuur aansteekt, die u met brandpijlen omgordt, wandel in de vlam van uw vuur en in de brandpijlen die u hebt aangestoken. Van Mijn hand overkomt u dit. In smart zult u neerliggen.

51

1 Luister naar Mij, u die de gerechtigheid najaagt, u die YAHUVEH zoekt. Aanschouw de rots waarin u uitgehakt bent, de holte van de put waaruit u gegraven bent.
2 Aanschouw Abraham, uw vader, en Sara, die u gebaard heeft. Want toen hij nog alleen was, riep Ik hem, Ik zegende hem en maakte hem talrijk.
3 Want YAHUVEH zal Sion troosten, Hij zal al haar puinhopen troosten. Hij zal haar woestijn maken als Eden, haar wildernis als de hof van YAHUVEH. Vreugde en blijdschap zal daarin gevonden worden,dankzegging en luid psalmgezang.


Johannes 14: 1-31;

1 Laat uw hart niet in beroering raken; u gelooft in YAHUVEH, geloof ook in Mij.
2 In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen; als dat niet zo was, zou Ik het u gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken.
3 En als Ik heengegaan ben en plaats voor u gereedgemaakt heb, kom Ik terug en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben.
4 En waar Ik heen ga, weet u, en de weg weet u.
5 Thomas zei tegen Hem: Meester, wij weten niet waar U heen gaat, en hoe kunnen wij de weg weten?
6 Jezus zei tegen hem: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij.
7 Als u Mij gekend had, zou u ook Mijn Vader gekend hebben; en van nu af kent u Hem en hebt u Hem gezien.
8 Filippus zei tegen Hem: Meester, laat ons de Vader zien en het is ons genoeg.
9 Jezus zei tegen hem: Ben Ik zo'n lange tijd bij u, en kent u Mij niet, Filippus? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; en hoe kunt u dan zeggen: Laat ons de Vader zien?
10 Gelooft u niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden die Ik tot u spreek, spreek Ik niet uit Mijzelf, maar de Vader, Die in Mij blijft, Die doet de werken.
11 Geloof Mij, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is, en zo niet, geloof Mij dan om de werken zelf.
12 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, zal de werken die Ik doe, ook doen, en hij zal grotere doen dan deze, want Ik ga heen naar Mijn Vader.
13 En wat u ook zult vragen in Mijn Naam, dat zal Ik doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zal worden.
14 Als u iets vragen zult in Mijn Naam, Ik zal het doen.
15 Als u Mij liefhebt, neem dan Mijn geboden in acht.
16 En Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Zij bij u blijft tot in eeuwigheid,
17 namelijk de Geest van de waarheid, Die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet HAAR niet en kent Haar niet, maar u kent Haar, want Zij blijft bij u en zal in u zijn.
18 Ik zal u niet als wezen achterlaten; Ik kom weer naar u toe.
19 Nog een korte tijd en de wereld zal Mij niet meer zien, maar u zult Mij zien, want Ik leef en u zult leven.
20 Op die dag zult u inzien dat Ik in Mijn Vader ben, en u in Mij, en Ik in u.
21 Wie Mijn geboden heeft en die in acht neemt, die is het die Mij liefheeft, en wie Mij liefheeft, hem zal Mijn Vader liefhebben; en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren.
22 Judas, niet de Iskariot, zei tegen Hem: Meester, hoe komt het dat U Zichzelf aan ons zult openbaren en niet aan de wereld?
23 YAHUSHUA antwoordde en zei tegen hem: Als iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord in acht nemen; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen naar hem toe komen en bij hem intrek nemen.
24 Wie Mij niet liefheeft, neemt Mijn woorden niet in acht; en het woord dat u hoort, is niet van Mij, maar van de Vader, Die Mij gezonden heeft.
25 Deze dingen heb Ik tot u gesproken, terwijl Ik bij u verblijf.
26 Maar de Trooster, de Heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb.
27 Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet zoals de wereld die geeft, geef Ik die u. Laat uw hart niet in beroering raken en niet bevreesd worden.
28 U hebt gehoord dat Ik tegen u gezegd heb: Ik ga heen maar kom weer naar u toe. Als u Mij liefhad, zou u zich verblijden, omdat Ik gezegd heb: Ik ga heen naar de Vader; want Mijn Vader is meer dan Ik.
29 En nu heb Ik het u gezegd voordat het zal gebeuren, opdat, wanneer het gebeurt, u zult geloven.
30 Ik zal niet veel meer met u spreken, want de vorst van deze wereld komt en heeft geen macht over Mij.
31 Maar de wereld moet weten dat Ik de Vader liefheb, en doe zoals de Vader Mij geboden heeft. Sta op, laten wij hier vandaan gaan.