Shabbat Shalom!
Welkom bij Shemini Shel Pesach
- de Torah lezing van deze week.


Deuteronomium 14: 22-16: 17;
Jesaja 10: 32-12: 6;
Johannes 20: 15-20;
Profetie 92, 121, 68;

Profetie Lezing

Deuteronomium 14:22 – 16:17;

14

22 Van heel de opbrengst van uw zaad, wat het veld jaar op jaar voortbrengt, moet u getrouw het tiende deel geven.
23 Voor het aangezicht van YAHUVEH, uw ELOHIM, op de plaats die Hij zal uitkiezen om Zijn Naam daar te laten wonen, moet u de tienden van uw koren, van uw nieuwe wijn en van uw olie, en de eerstgeborenen van uw runderen en van uw kleinvee eten, om YAHUVEH, uw ELOHIM, te leren vrezen, alle dagen.
24 Als de weg voor u te lang is, zodat u dat alles niet kunt meenemen, omdat de plaats die YAHUVEH, uw ELOHIM, zal uitkiezen om Zijn Naam daar te vestigen, te ver bij u vandaan is, dan moet u, wanneer YAHUVEH, uw ELOHIM, u gezegend heeft,
25 het te gelde maken, het geld in een buidel meenemen en naar de plaats gaan die YAHUVEH, uw ELOHIM, zal uitkiezen.
26 Daar moet u dat geld besteden aan alles wat uw ziel verlangt: runderen en kleinvee, wijn en sterkedrank, ja, alles wat uw ziel maar wenst. Dan kunt u daar eten voor het aangezicht van YAHUVEH, uw ELOHIM, en u verblijden, u en uw gezin.
27 Daarbij mag u de Leviet die binnen uw poorten is, niet in de steek laten. Hij heeft immers geen aandeel of erfelijk bezit samen met u.
28 Om de drie jaar moet u alle tienden van uw opbrengst van dat jaar brengen en opslaan binnen uw poorten.
29 Dan kan de Leviet komen – hij heeft immers geen aandeel of erfelijk bezit samen met u – en de vreemdeling, de wees en de weduwe die binnen uw poorten zijn, en kunnen zij eten en verzadigd worden; opdat YAHUVEH, uw ELOHIM, u zegent in al het werk dat u doet.

15

1 Na verloop van zeven jaar moet u kwijtschelding verlenen.
2 Dit nu is wat de kwijtschelding inhoudt: iedere schuldeiser die iets aan zijn naaste geleend heeft, moet hem dat kwijtschelden. Hij mag van zijn naaste of zijn broeder geen betaling eisen, aangezien men een kwijtschelding heeft uitgeroepen voor YAHUVEH.
3 Van een buitenlander mag u betaling eisen, maar wat er van u bij uw broeder is, moet u kwijtschelden.
4 Overigens hoeft er onder u geen arme te zijn, want YAHUVEH zal u overvloedig zegenen in het land dat YAHUVEH, uw ELOHIM, u als erfelijk bezit geeft om dat in bezit te nemen,
5 als u tenminste de stem van YAHUVEH, uw ELOHIM, nauwgezet gehoorzaamt, door al deze geboden die ik u heden gebied, nauwlettend in acht te nemen.
6 Wanneer YAHUVEH, uw ELOHIM, u gezegend heeft, zoals Hij tot u gesproken heeft, dan zult u aan vele volken leningen verstrekken, maar zelf zult u niets hoeven te lenen; en u zult over vele volken heersen, maar over u zullen zij niet heersen.
7 Maar als er onder u een arme zal zijn, iemand uit uw broeders, binnen een van uw poorten, in uw land, dat YAHUVEH, uw ELOHIM, u geven zal, dan mag u uw hart niet verstokken, of uw hand sluiten voor uw broeder die arm is.
8 Integendeel, u moet uw hand wijd voor hem opendoen en hem overvloedig lenen, genoeg voor wat hem ontbreekt.
9 Wees op uw hoede dat niet de verderfelijke gedachte in uw hart opkomt dat het zevende jaar, het jaar van de kwijtschelding, naderbij komt – waardoor u uw broeder die arm is niets gunt en hem niets geeft, en hij over u tot YAHUVEH roept en er zonde in u is.
10 U moet hem overvloedig geven, en laat uw hart niet verdrietig zijn als u hem geeft. Want vanwege deze zaak zal YAHUVEH, uw ELOHIM, u zegenen in al uw werk en in alles wat u ter hand neemt.
11 Want armen zullen binnen uw land nooit ontbreken. Daarom gebied ik u: U moet uw hand wijd opendoen voor uw broeder, de onderdrukte en de arme in uw land.
12 Als uw broeder, een Hebreeuwse man of Hebreeuwse vrouw, aan u verkocht is, dan zal hij u zes jaar dienen; maar in het zevende jaar moet u hem vrij van u laten weggaan.
13 En als u hem vrij van u laat weggaan, mag u hem niet met lege handen laten gaan.
14 U moet hem overvloedig geven van uw kleinvee, uw dorsvloer en uw perskuip; van dat waarmee YAHUVEH, uw ELOHIM, u gezegend heeft, moet u hem geven.
15 En u moet bedenken dat u een slaaf geweest bent in het land Egypte, en dat YAHUVEH, uw ELOHIM, u verlost heeft; daarom gebied ik u heden deze zaak.
16 Maar het moet zó zijn, als hij tegen u zegt: Ik wil niet bij u weggaan, omdat hij u en uw gezin liefheeft, omdat hij het goed bij u heeft,
17 dat u een priem neemt en die door zijn oor en in de deur steekt; dan zal hij voor altijd uw slaaf zijn. Ook bij uw slavin moet u zo doen.
18 Laat het niet moeilijk zijn in uw ogen als u hem vrij van u laat weggaan, want hij heeft u zes jaar dubbel zoveel opgeleverd als een dagloner. Dan zal YAHUVEH, uw ELOHIM, u zegenen in alles wat u doet.
19 Alle mannelijke eerstgeborenen die bij uw runderen en uw kleinvee geboren worden, moet u voor YAHUVEH, uw ELOHIM, heiligen. U mag met de eerstgeborene van uw rund geen arbeid verrichten, en de eerstgeborene van uw kleinvee mag u niet scheren.
20 Voor het aangezicht van YAHUVEH, uw ELOHIM, moet u het eten, u en uw gezin, jaar op jaar, op de plaats die YAHUVEH zal uitkiezen.
21 Maar als er een gebrek aan is, als het mank is of blind, of als het enig ernstig gebrek heeft, mag u het niet aan YAHUVEH, uw ELOHIM, offeren.
22 Binnen uw poorten mag u het eten, of u nu onrein bent of rein, net als bij een gazelle en een hert.
23 Alleen zijn bloed mag u niet eten; u moet het als water over de aarde uitgieten.

16

1 Neem de maand Abib in acht en houd het Pascha voor YAHUVEH, uw ELOHIM, want in de maand Abib heeft YAHUVEH, uw ELOHIM, u in de nacht uit Egypte geleid.
2 Dan moet u voor YAHUVEH, uw ELOHIM, het paaslam slachten, kleinvee en runderen, op de plaats die YAHUVEH zal uitkiezen om Zijn Naam daar te laten wonen.
3 U mag er niets wat gezuurd is bij eten. Zeven dagen moet u er ongezuurd brood bij eten, brood van de ellende – want met haast bent u uit het land Egypte vertrokken – om de dag te gedenken dat u uit het land Egypte trok, alle dagen van uw leven.
4 Er mag bij u zeven dagen lang geen zuurdeeg gezien worden, in heel uw gebied; en van het vlees dat u op de avond van de eerste dag slacht, mag niets tot de morgen overblijven.
5 U mag het paaslam niet slachten binnen een van uw poorten die YAHUVEH, uw ELOHIM, u geeft.
6 Maar op de plaats die YAHUVEH, uw ELOHIM, zal uitkiezen om Zijn Naam daar te laten wonen, daar moet u het paaslam slachten, in de avond, als de zon ondergaat, op het tijdstip dat u uit Egypte trok.
7 Dan moet u het koken en eten op de plaats die YAHUVEH, uw ELOHIM, zal uitkiezen. Daarna, in de morgen, moet u zich omkeren en teruggaan naar uw tenten.
8 Zes dagen moet u ongezuurde broden eten. Op de zevende dag is er een bijzondere samenkomst voor YAHUVEH, uw ELOHIM; dan mag u geen werk doen.
9 Zeven weken moet u voor uzelf aftellen. U moet de zeven weken beginnen te tellen vanaf het moment dat men met de sikkel begint te oogsten in het staande koren.
10 Daarna moet u het Wekenfeest (Shavuot) houden voor YAHUVEH, uw ELOHIM. Wat u geven moet, is een vrijwillige gave van uw hand, naar de mate waarin YAHUVEH, uw ELOHIM, u zegent.
11 En u moet u verblijden voor het aangezicht van YAHUVEH, uw ELOHIM, u, uw zoon en uw dochter, uw slaaf en uw slavin, de Leviet die binnen uw poorten is, en de vreemdeling, de wees en de weduwe die in uw midden zijn, op de plaats die YAHUVEH, uw ELOHIM, zal uitkiezen om Zijn Naam daar te laten wonen.
12 En u moet gedenken dat u een slaaf geweest bent in Egypte en deze verordeningen in acht nemen en houden.
13 Het Loofhuttenfeest (Sukkot) moet u zeven dagen houden, als u de oogst van uw dorsvloer en van uw perskuip hebt ingezameld.
14 Verblijd u op uw feest, u, uw zoon en uw dochter, uw slaaf en uw slavin, en de Leviet, de vreemdeling, de wees en de weduwe die binnen uw poorten zijn.
15 Zeven dagen moet u het feest vieren voor YAHUVEH, uw ELOHIM, op de plaats die YAHUVEH zal uitkiezen. Want YAHUVEH, uw ELOHIM, zal u zegenen in heel uw opbrengst en in al het werk van uw handen; daarom moet u werkelijk blij zijn.
16 Drie keer per jaar moet alles wat mannelijk is onder u, verschijnen voor het aangezicht van YAHUVEH, uw ELOHIM, op de plaats die Hij zal uitkiezen: op het Feest van de ongezuurde broden, op het Wekenfeest YAHUVEH en op het Loofhuttenfeest. Men mag echter niet met lege handen voor het aangezicht van de HEERE verschijnen,
17 maar ieders geschenk moet overeenkomen met de zegen van YAHUVEH, uw ELOHIM, die Hij u gegeven heeft.