Shabbat Shalom!
Welkom bij Toldot / Generaties
- de Profetische lezing van deze week.
Profetie 32, 79, 102;
Genesis 25: 19–28: 9;
Maleachi 1: 1–2: 7;
Romeinen 9: 1–13;
Malachi Hoofdstuk 1
1
1 Een last, het woord van YAHUVEH tot Israël, door de dienst van Maleachi.
2 Ik heb u liefgehad, zegt YAHUVEH, maar u zegt: Waarin hebt U ons liefgehad?
Was Ezau niet de broer van Jakob? spreekt YAHUVEH. Toch heb Ik Jakob liefgehad,
3 en Ezau heb Ik gehaat. Ik heb zijn bergen gemaakt tot een woestenij, en zijn
erfelijk bezit prijsgegeven aan de jakhalzen van de woestijn.
4 Hoewel Edom zegt: Als wij verwoest worden, bouwen wij de puinhopen weer op,
zegt YAHUVEH van de legermachten dit: Zullen zíj bouwen, dan zal Ík afbreken, en
men zal hen noemen: Goddeloos gebied, en: Het volk waarop YAHUVEH tot in
eeuwigheid toornig is.
5 Uw eigen ogen zullen het zien, en u zult zelf zeggen: Groot is YAHUVEH, tot
over de grenzen van Israël!
6 Een zoon eert zijn vader en een slaaf zijn meester. Als Ik dan een Vader ben,
waar is de eerbied voor Mij? En als Ik een Meester ben, waar is de vrees voor
Mij? zegt YAHUVEH van de legermachten tegen u, priesters die Mijn Naam verachten.
Maar u zegt: Waardoor verachten wij Uw Naam?
7 Doordat u onrein brood op Mijn altaar brengt. En u zegt: Waardoor maken wij U
onrein? Doordat u zegt: De tafel van YAHUVEH, die is verachtelijk.
8 En als u een blind dier ten offer brengt: Dat is niet erg! En als u een
kreupel of ziek dier ten offer brengt: Dat is niet erg! Bied het maar eens aan
uw landvoogd aan. Zou hij u goedgezind zijn of uw gezicht verheffen? Dit zegt
YAHUVEH van de legermachten.
9 Nu dan, tracht toch het aangezicht van ELOHIM gunstig te stemmen, dat Hij ons
genadig zal zijn. Dit gebeurt door uw hand: zou Hij uw gezicht verheffen? zegt
YAHUVEH van de legermachten.
10 Was er ook maar iemand onder u die de deuren zou sluiten, dan zou u niet
zonder reden Mijn altaar aansteken. Ik heb geen welgevallen in u, zegt YAHUVEH
van de legermachten, en een graanoffer uit uw hand aanvaard Ik niet.
11 Want vanwaar de zon opkomt tot waar hij ondergaat, zal Mijn Naam groot zijn
onder de heidenvolken; in elke plaats zal aan Mijn Naam een reukoffer gebracht
worden, en een rein graanoffer. Voorzeker, Mijn Naam zal groot zijn onder de
heidenvolken, zegt YAHUVEH van de legermachten.
12 Maar u ontheiligt hem, wanneer u zegt: De tafel van YAHUVEH, die is onrein,
en wat zij oplevert, haar voedsel, is verachtelijk.
13 Verder zegt u: Zie, wat een vermoeienis! Maar u zou het kunnen wegblazen,
zegt YAHUVEH van de legermachten. U brengt wat geroofd, kreupel en ziek is. Als
u dat graanoffer brengt, zou Ik dat uit uw hand aanvaarden? zegt YAHUVEH.
14 Ja, vervloekt is de bedrieger die een mannetjesdier in zijn kudde heeft, en
een gelofte doet, maar aan YAHUVEH offert wat geschonden is! Voorzeker, Ik ben
een groot Koning, zegt YAHUVEH van de legermachten, en Mijn Naam is
ontzagwekkend onder de volken.
2
1 Nu dan, tot u komt dit gebod, priesters!
2 Als u niet luistert en als u het niet ter harte neemt om Mijn Naam eer te
geven, zegt YAHUVEH van de legermachten, zal Ik de vloek onder u zenden en uw
zegeningen vervloeken. Ja, Ik heb ze al vervloekt, want u neemt het niet ter
harte.
3 Zie, Ik ga uw nageslacht bestraffen: Ik zal mest op uw gezicht strooien, de
mest van uw feesten, en daarmee zal men u wegdragen.
4 Dan zult u weten dat Ik dit gebod tot u gezonden heb, opdat Mijn verbond met
Levi blijven zou,
zegt YAHUVEH van de legermachten.
5 Mijn verbond met hem was: het leven en de vrede. Die gaf Ik hem, tot vrees
voor Mij, en hij vreesde Mij en in de tegenwoordigheid van Mijn Naam was hij
verschrikt.
6 Betrouwbaar onderwijs in de wet was in zijn mond, geen ongerechtigheid werd op
zijn lippen gevonden. In vrede en oprechtheid wandelde hij met Mij en velen
bekeerde hij van ongerechtigheid.
7 Voorzeker, de lippen van een priester moeten kennis bewaren, uit zijn mond
moet men onderwijs in de wet zoeken, want hij is een gezant van YAHUVEH van de
legermachten.
* ~ Romeinen Hoofdstuk 9 ~ *
1 Ik spreek de waarheid in Messias, ik lieg niet en mijn geweten getuigt mee
door de Heilige Geest,
2 dat het een grote bron van droefheid voor mij is, en een voortdurende smart
voor mijn hart.
3 Want ik zou zelf wel wensen vervloekt te zijn, weg van Messias, ten gunste van
mijn broeders, mijn verwanten wat het vlees betreft.
4 Zij zijn immers Israëlieten; voor hen geldt de aanneming tot kinderen en de
heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften.
5 Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betreft, de Messias
voortgekomen, Die ELOHIM is, boven alles, te prijzen tot in eeuwigheid. Amen!
6 Ik zeg dit niet alsof het Woord van ELOHIM vervallen is, want niet allen die
uit Israël voortgekomen zijn, zijn Israël.
7 Ook niet omdat zij Abrahams nageslacht zijn, zijn zij allen kinderen. Maar:
Alleen dat van Izak zal uw nageslacht genoemd worden.
8 Dat is: niet de kinderen van het vlees zijn kinderen van ELOHIM, maar de
kinderen van de belofte worden als nageslacht gerekend.
9 Want dit is het woord van de belofte: Rond deze tijd zal Ik komen, en dan zal
Sara een zoon hebben.
10 En dit niet alleen, maar zo was het ook met Rebekka, die zwanger was van één
man, namelijk Izak, onze vader.
11 Want toen de kinderen nog niet geboren waren, en niets goeds of kwaads gedaan
hadden – opdat het voornemen van ELOHIM, dat overeenkomstig de verkiezing is,
stand zou houden, niet uit de werken, maar uit Hem Die roept –
12 werd tot haar gezegd: De meerdere zal de mindere dienen.
13 Zoals geschreven staat: Jakob heb Ik liefgehad en Ezau heb Ik gehaat.