Shabbat Shalom!
Welkom bij Re'eh Zie / Aanschouw
- de Profetische lezing van deze week.


Profetie 93, 119, 26 ;
Deuteronomium 11: 26–16: 17;
Jesaja 66: 1-24;
Johannes 6: 35-51;

Jesaja 66: 1-24;

66

1 Zo zegt YAHUVEH: De hemel is Mijn troon en de aarde de voetbank van Mijn voeten. Waar zou dan het huis zijn dat u voor Mij zou willen bouwen en waar de plaats van Mijn rust?
2 Want Mijn hand heeft al die dingen gemaakt, en daardoor bestaan al die dingen, spreekt YAHUVEH. Maar Ik zal zien op deze, op de ellendige en verslagene van geest, en wie voor Mijn woord beeft.
3 Wie een rund slacht, slaat een man neer, wie een lam offert, breekt een hond de nek, wie een graanoffer offert, offert varkensbloed, wie wierook brandt als gedenkoffer, looft daarmee een onrecht, bedrog. Zoals zíj ook hun eigen wegen gekozen hebben en hun ziel vreugde vindt in hun afschuwelijke afgoden,
4 zo zal Ík het loon voor hun handelingen kiezen en zal Ik over hen doen komen wat zij vrezen,
omdat Ik riep, maar niemand antwoord gaf, Ik sprak, maar zij niet luisterden. Zij deden wat slecht is in Mijn ogen en zij kozen wat Mij niet behaagt.
5 Hoor het woord van YAHUVEH, u die beeft voor Zijn woord: Uw broeders die u haten, die u verstoten vanwege Mijn Naam, zeggen: Laat YAHUVEH verheerlijkt worden! Maar Hij zal verschijnen tot uw blijdschap, zíj daarentegen zullen beschaamd worden.
6 Een geluid van een gejoel uit de stad, een geluid uit de tempel, de stem van YAHUVEH! Hij vergeldt Zijn vijanden naar wat zij verdienen.
7 Voordat zij weeën kreeg, heeft zij gebaard. Nog voor een wee over haar kwam, heeft zij een jongetje ter wereld gebracht.
8 Wie heeft ooit zoiets gehoord? Wie heeft iets dergelijks gezien? Zou een land geboren kunnen worden op één dag? Zou een volk geboren kunnen worden in één keer? Maar Sion heeft nauwelijks weeën gekregen, of zij heeft haar zonen al gebaard.
9 Zou Ík ontsluiting geven en niet doen baren? zegt YAHUVEH. Of zou Ik, Die doe baren, toesluiten? zegt uw ELOHIM.
10 Verblijd u met Jeruzalem en verheug u over haar, u allen die haar liefhebt. Wees vrolijk met haar met vreugde, u allen die over haar treurt,
11 opdat u mag zuigen en verzadigd worden aan de borst van haar vertroostingen, opdat u mag zuigen en vreugde mag scheppen aan haar volle moederborst.
12 Want zo zegt YAHUVEH: Zie, Ik doe de vrede naar haar toestromen als een rivier, en de luister van de heidenvolken als een alles overstromende beek. Dan zult u zuigen, u zult op de heup gedragen en op de knieën vertroeteld worden.
13 Zoals iemands moeder hem troost, zo zal Ík u troosten; ja, in Jeruzalem zult u getroost worden!
14 U zult het zien, uw hart zal vrolijk zijn, en uw gebeente zal groeien als het jonge gras. Dan zal de hand van YAHUVEH gekend worden door Zijn dienaren, maar op Zijn vijanden zal Hij toornig zijn.
15 Want zie, YAHUVEH zal komen in vuur, en Zijn strijdwagens zullen komen als een wervelwind,
om in grimmigheid Zijn toorn te laten gelden, Zijn bestraffing in vlammen van vuur.
16 Want met vuur en met Zijn zwaard zal YAHUVEH een rechtszaak voeren met alle vlees. Zij die door YAHUVEH dodelijk gewond zijn, zullen talrijk zijn.
17 Zij die zich heiligen en reinigen in de tuinen achter één in hun midden, die varkensvlees eten, afschuwelijk gedierte en muizen, tezamen zullen zij weggevaagd worden, spreekt YAHUVEH.
18 Ik ken hun werken en hun gedachten! De tijd komt dat Ik alle heidenvolken en talen bijeen zal brengen. En zij zullen komen en Mijn heerlijkheid zien.
19 En Ik zal een teken op hen aanbrengen: Ik zal uit hen die aan het gericht ontkomen zijn, boden zenden naar de heidenvolken, Tarsis, Pul, Lud, de boogschutters, naar Tubal, Javan, de verafgelegen kustlanden, die geen tijding over Mij hebben gehoord (Aleph/Tav) en die Mijn heerlijkheid niet hebben gezien (Aleph/Tav). Zij zullen Mijn heerlijkheid onder de heidenvolken verkondigen (Aleph/Tav).
20 En zij zullen al uw broeders uit alle heidenvolken brengen als graanoffer aan YAHUVEH, op paarden en op wagens, met huifkarren, op muildieren en op snelle kamelen, naar Mijn heilige berg toe, naar Jeruzalem, zegt YAHUVEH, zoals de Israëlieten het graanoffer in rein vaatwerk naar het huis van YAHUVEH brengen.
21 Ook zal Ik enigen uit hen tot priesters en Levieten nemen, zegt YAHUVEH.
22 Want zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde die Ik ga maken, voor Mijn aangezicht zullen blijven staan, spreekt YAHUVEH, zo zullen ook uw nageslacht en uw naam blijven staan.
23 En het zal geschieden dat van nieuwe maan tot nieuwe maan en van sabbat tot sabbat alle vlees zal komen om zich neer te buigen voor Mijn aangezicht, zegt YAHUVEH.
24 En zij zullen de stad uit gaan en zien de dode lichamen van de mannen die tegen Mij in opstand zijn gekomen; want hun worm zal niet sterven en hun vuur zal niet uitgeblust worden, en zij zullen voor alle vlees een afgrijzen zijn.

Johannes 6: 35-51;

35 En YAHUSHUA zei tegen hen: Ik ben het Brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben.
36 Maar Ik heb u gezegd dat u Mij wel gezien hebt, en toch gelooft u niet.
37 Alles wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen; en wie tot Mij komt, zal Ik beslist niet uitwerpen.
38 Want Ik ben uit de hemel neergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar de wil van Hem Die Mij gezonden heeft.
39 En dit is de wil van de Vader, Die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren laat gaan, maar het doe opstaan op de laatste dag.
40 En dit is de wil van Hem Die Mij gezonden heeft, dat ieder die de Zoon ziet en in Hem gelooft, eeuwig leven heeft, en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.
41 De Joden dan morden over Hem, omdat Hij gezegd had: Ik ben het brood dat uit de hemel neergedaald is.
42 En zij zeiden: Is Hij niet YAHUSHUA, de zoon van Jozef, van wie wij de vader en moeder kennen? Hoe kan Hij dan zeggen: Ik ben uit de hemel neergedaald?
43 YAHUSHUA antwoordde dan en zei tegen hen: Mor niet onder elkaar.
44 Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekt; en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.
45 Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen door ELOHIM onderwezen zijn. Ieder dan die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot Mij.
46 Niet dat iemand de Vader gezien heeft, behalve Hij Die van ELOHIM is; Híj heeft de Vader gezien.
47 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, heeft eeuwig leven.
48 Ik ben het Brood des levens.
49 Uw vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn en zij zijn gestorven.
50 Dit is het brood dat uit de hemel neerdaalt, opdat de mens daarvan eet en niet sterft.
51 Ik ben het levende brood, dat uit de hemel neergedaald is; als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. En het brood dat Ik geven zal, is Mijn vlees, dat Ik geven zal voor het leven van de wereld.