Shabbat Shalom!
Welkom bij Bereisheet /In het begin
- de Profetische lezing van deze week.


Profetie 50, 89, 139;
Genesis 1:1-6:8
Jesaja 42:5-43:10
Openbaring 22:6-21

Jesaja 42:5-43:10

42

5 Zo zegt ELOHIM, YAHUVEH, Die de hemel heeft geschapen en hem heeft uitgespannen, Die de aarde heeft uitgespreid en wat daarop uitspruit, Die de adem geeft aan het volk dat daarop is, en de geest aan hen die daarop wandelen:
6 Ík, YAHUVEH, heb U geroepen in gerechtigheid, Ik zal U bij Uw hand grijpen, Ik zal U beschermen en Ik zal U stellen tot een verbond voor het volk, tot een licht voor de heidenvolken,
7 om blinde ogen te openen, om gevangenen uit de kerker te leiden, uit de gevangenis wie in duisternis zitten.
8 Ik ben YAHUVEH – dat is Mijn Naam; Mijn eer zal Ik aan geen ander geven, evenmin Mijn lof aan de afgodsbeelden.
9 De voorgaande dingen – zie, ze zijn gekomen! Nieuwe dingen verkondig Ik; voordat ze ontkiemen, doe Ik ze u horen.
10 Zing voor YAHUVEH een nieuw lied, Zijn lof vanaf het einde der aarde, u die de zee en al wat daarin is, bevaart, u, eilanden en wie daarop wonen.
11 Laten de woestijn en zijn steden hun stem verheffen, de dorpen waar Kedar woont. Laten zij die in de rotsen wonen, juichen, het vanaf de bergtoppen uitjubelen.
12 Laten zij YAHUVEH eer geven, en Zijn lof op de eilanden verkondigen.
13 YAHUVEH zal uittrekken als een held. Hij zal de strijdlust opwekken als een strijdbare man, Hij zal juichen, ja, Hij zal het uitschreeuwen, Hij zal Zijn vijanden overweldigen.
14 Ik heb van oude tijden af gezwegen, Ik heb Mij stilgehouden, Mij bedwongen. Als een barende vrouw zal Ik het uitschreeuwen. Ik zal verwoesten, ja, Ik zal tegelijk verslinden.
15 Ik zal bergen en heuvels woest maken en al hun gras zal Ik doen verdorren. Ik zal van rivieren eilanden maken en waterpoelen doen opdrogen.
16 En Ik zal blinden leiden langs een weg die zij niet gekend hebben, Ik zal hen doen gaan op paden die zij niet gekend hebben. Ik zal vóór hen de duisternis veranderen in licht en wat krom is in wat recht is. Deze dingen zal Ik voor hen doen, Ik zal hen niet verlaten.
17 Maar wie op gesneden beelden vertrouwen, wie tegen gegoten beelden zeggen: U bent onze goden, die zullen terugwijken en met schaamte beschaamd worden.
18 Doven, hoor! Blinden, kijk en zie!
19 Wie is er zo blind als Mijn dienaar, doof zoals Mijn bode die Ik zend? Wie is blind zoals de volmaakte, blind zoals de knecht van YAHUVEH?
20 U ziet wel veel dingen, maar u let er niet op. Hij doet zijn oren wel open, toch luistert hij niet.
21 YAHUVEH was hem genegen omwille van Zijn gerechtigheid, Hij maakte hem groot door de wet, en luisterrijk.
22 Dit is echter een beroofd en uitgeplunderd volk; vastgebonden in holen zitten zij allen, opgesloten in gevangenissen. Zij zijn een prooi geworden, en niemand redt; een buit geworden, en niemand zegt: Geef terug!
23 Wie onder u neemt dit ter ore? Wie slaat er acht op en hoort wat hierna zal zijn?
24 Wie heeft Jakob tot buit gegeven en Israël overgeleverd aan rovers? Is het niet YAHUVEH, Hij tegen Wie wij gezondigd hebben? Want zij wilden in Zijn wegen niet gaan en zij luisterden niet naar Zijn wet.
25 Daarom heeft Hij over hem uitgestort Zijn grimmige toorn en het geweld van de oorlog. Dit heeft hem rondom in vlam gezet, maar hij merkt het niet op; het heeft hem in brand gestoken, maar hij neemt het niet ter harte.

43

1 Maar nu, zo zegt YAHUVEH, uw Schepper, Jakob, uw Formeerder, Israël: Wees niet bevreesd, want Ik heb u verlost, Ik heb u bij uw naam geroepen, u bent van Mij.
2 Wanneer u zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn, door rivieren, zij zullen u niet overspoelen. Wanneer u door het vuur zult gaan, zult u niet verbranden, geen vlam zal u aansteken.
3 Want Ik ben YAHUVEH, uw ELOHIM, de Heilige van Israël, uw Heiland. Ik heb Egypte als losgeld voor u gegeven, Cusj en Seba in uw plaats.
4 Sinds u kostbaar bent in Mijn ogen, bent u verheerlijkt en heb Ík u liefgehad. Daarom heb Ik mensen gegeven in uw plaats en volken in plaats van uw ziel.
5 Wees niet bevreesd, want Ik ben met u. Vanwaar de zon opkomt, zal Ik uw nageslacht halen en vanwaar zij ondergaat zal Ik u bijeenbrengen.
6 Ik zal zeggen tegen het noorden: Geef! En tegen het zuiden: Weerhoud niet! Breng Mijn zonen van ver, en Mijn dochters van het einde der aarde.
7 Ieder die genoemd is naar Mijn Naam, die heb Ik tot Mijn eer geschapen, die heb Ik geformeerd, ja, die heb Ik gemaakt
8 Laat het volk dat blind is, al heeft het ogen, en de doven, al hebben zij oren, uittrekken.
9 Laten alle heidenvolken samenkomen en de volken zich verzamelen. Wie onder hen kan dit verkondigen? Of laten zij ons de dingen van vroeger doen horen. Laten zij hun getuigen naar voren brengen, opdat zij in het gelijk gesteld worden, en men zal horen en zeggen: Het is de waarheid!
10 U bent Mijn getuigen, spreekt YAHUVEH, en Mijn dienaar die Ik verkozen heb, opdat u het weet en Mij gelooft, en begrijpt dat Ik Dezelfde ben: vóór Mij is er geen El geformeerd en na Mij zal er geen zijn.

Openbaring 22:6-21

6 En hij zei tegen mij: Deze woorden zijn betrouwbaar en waarachtig. En Adonai, ELOHIM van de heilige profeten, heeft Zijn engel gezonden om Zijn dienstknechten te laten zien wat met spoed moet gebeuren.
7 En zie, Ik kom spoedig. Zalig is hij die de woorden van de profetie van dit boek in acht neemt.
8 En ik, Johannes, ben het die deze dingen gezien en gehoord heeft. En toen ik ze gehoord en gezien had, viel ik neer om te aanbidden voor de voeten van de engel die mij deze dingen liet zien.
9 En hij zei tegen mij: Pas op dat u dat niet doet! Want ik ben een mededienstknecht van u en van uw broeders, de profeten, en van hen die de woorden van dit boek in acht nemen. Aanbid ELOHIM.
10 En hij zei tegen mij: Verzegel de woorden van de profetie van dit boek niet, [a] want de tijd is nabij.
11 Wie onrecht doet, laat hij nog meer onrecht doen. En wie vuil is, laat hij nog vuiler worden. En wie rechtvaardig is, laat hij nog meer gerechtvaardigd worden. En wie heilig is, laat hij nog meer geheiligd worden.
12 En zie, Ik kom spoedig en Mijn loon is bij Mij om aan ieder te vergelden zoals zijn werk zal zijn.
13 Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste.
14 Zalig zijn zij die Zijn geboden doen, zodat hun macht zal zijn aan de Boom des levens, en opdat zij door de poorten de stad mogen binnengaan.
15 Maar buiten bevinden zich de honden, de tovenaars, de ontuchtplegers, de moordenaars, de afgodendienaars en ieder die de leugen liefheeft en doet.
16 Ik, YAHUSHUA, heb Mijn engel gezonden om bij u in de gemeenten van deze dingen te getuigen. Ik ben de Wortel en het Nageslacht van David, de blinkende Morgenster.
17 En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En laat hij die het hoort, zeggen: Kom! En laat hij die dorst heeft, komen; en laat hij die wil, het water des levens nemen, voor niets.
18 Want ik getuig aan ieder die de woorden van de profetie van dit boek hoort: Als iemand iets aan deze dingen toevoegt, zal ELOHIM hem de plagen toevoegen die in dit boek geschreven zijn.
19 En als iemand afdoet van de woorden van het boek van deze profetie, zal ELOHIM zijn deel afdoen van het boek des levens, en van de heilige stad, van de dingen die in dit boek geschreven zijn.
20 Hij Die van deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig. Amen. Ja, kom, Heere YAHUSHUA!
21 De genade van onze Heere YAHUSHUA zij met u allen. Amen.